Hulp van ontwikkelingslanden aan elkáár blijkt heel effectief

Leonoor Kuijk

Ontwikkelingslanden kunnen elkáár helpen, in plaats van dat hulpgeld als vanouds van het rijke noorden naar het arme zuiden gaat.

De Nederlandse overheid begon vijf jaar geleden een project waarbij het Midden-Amerikaanse Costa Rica, het Afrikaanse Benin en het Aziatische bergstaatje Bhutan elkaar adviseren. Het was zo succesvol dat de Nederlandse Europarlementariër Thijs Berman en de Brusselse denktank EEPA een hoorzitting hielden in het Europees Parlement. Volgens hen verdient het concept navolging.

"Wij hebben de Costaricanen geleerd dat bepaalde insecten kunnen dienen als diervoeder. De Costaricanen hebben met ons hun kennis gedeeld over de kweek van organische ananas. Daardoor konden onze boeren hun inkomen verhogen", zei de uit Benin overgekomen Mathias Pofagi, directeur van het project daar.

Nederland stak er in de beginfase acht miljoen euro in, vooral om contacten te leggen en voor infrastructuur. Inmiddels, zo klinkt het trots, zijn er zo'n 300 projecten en producten ontwikkeld en verbeterden vijfduizend mensen hun inkomen. Na drie jaar kon het project zonder steun verder.

Wereldwijd is de Europese Unie de grootste donor van ontwikkelingslanden, zowel in absolute als relatieve termen. In 2010 was er 53,8 miljard euro aan ontwikkelingsgeld, 0,43 procent van het bruto nationaal product van de EU-landen. De VS gaven vorig jaar 22,8 miljard euro aan onwikkeling uit (0,21 procent) en Japan 8,3 miljard (0,18 procent). Vorige week hebben de EU-ministers van ontwikkelingssamenwerking bevestigd dat de bijdrage stijgt naar 0,7 procent van het bnp van elk van de EU-lidstaten in 2015. Een deel van dat geld besteden delidstaten naar eigen inzicht, de rest is voor EU-ontwikkelingsfondsen.

Hoe het ontwikkelingsgeld besteed moet worden, is onderwerp van voortdurend debat. Nu de lidstaten moeten bezuinigen, proberen zij steeds vaker ontwikkelingsgeld in te zetten voor nationale belangen, zo bekritiseerde deze maand AidWatch, een koepel van hulporganisaties. Ook Nederland zegt landen te willen helpen met zaken waar Nederland ook beter van wordt, zoals de aanleg van waterprojecten.

In het Europees Parlement werd deze trend onverstandig genoemd. Het doel van de ontwikkelingssamenwerking, armoedebestrijding, lijdt eronder. Er was ook kritiek op het feit dat de EU-landen zich bij voorkeur richten op 'eigen' landen en projecten, in plaats van op nuttige samenwerking. Volgens sommige sprekers kijken ook de EU-instellingen zelf te weinig naar dwarsverbanden. Terwijl problemen als waterbeheer en hoe droogte nomadenvolken treft in veel landen spelen.

Niet iedereen is enthousiast over de rol van opkomende landen als Brazilië, India en China bij ontwikkelingshulp. "Er is geen mogelijkheid voor ontwikkeling als niet ook de mensenrechten worden verbeterd", aldus Aristotelis Bouratsis, de baas van het ontwikkelingsfonds van de Europese Commissie. "We gaan die waarden zelfs prominenter in onze programma's betrekken, en ik hoop dat China hetzelfde doet."

Berman vindt het juist heel goed dat China in Afrika zit. "Daarmee neemt het zijn verantwoordelijkheid." Roberto Bissio van het ngo-netwerk Social Watch: "Het lijkt erop dat Zuid-Zuidhulp effectiever is dan hulp van Noord naar Zuid."

In het stadhuis van Den Haag is tot 16 juni een fotoexpositie te zien over het samenwerkingsproject tussen Benin, Bhutan en Costa Rica.